Het is een koude zaterdagochtend. Ik sta te kleumen langs de lijn van het mistige voetbalveld waar m’n zoontje speelt. Ze hebben een pittige tegenstander, winnen wordt vandaag niet makkelijk. Langzaam zie ik de sfeer in het team omslaan. De spits loopt wat minder hard op de passes die niet op maat zijn. Verdedigers mopperen op de middenvelders die een bal kwijtraken. Dan klinkt het fluitsignaal en het is rust. Ik hoor de rustige stem van de leider. “We hebben vandaag een hele goede tegenstander, maar we kunnen winnen. We gaan goed letten op die middenvelder bij de tegenstander. Bijna alle gevaarlijke aanvallen komen via hem. En hebben jullie gezien dat de keeper niet best is in hoge ballen?” De jongens knikken, drinken hun bekertjes ranja leeg en stropen de mouwen op. Ze hebben er weer zin in. Weg zijn de verwijten naar elkaar.
Heb jij altijd wind mee?
Terwijl de wind beukt over de toppen van de duinen, sta ik op de pedalen van m’n racefiets. De wind blaast vol in m’n rug en ik vlieg in hoog tempo over de brede paden. Ik geniet met volle teugen van de zwerftocht op m’n fiets. Ik heb geen vaste route, maar kies de paadjes die me aanspreken. Toch weet ik precies hoe ik moet rijden. De keiharde wind werkt als een kompas en vertelt me steeds of ik de goede kant op ga.